Mama vertelt: Jezidi’s in Koerdistan

Geschreven door onze redacteur, Matthijs Smit.

Dit is een verhaal over mijn eigen moeder, en over vrouwen in de regio van Irak. Dit is een verhaal over onderdrukking, steun en liefde, heimwee, voedsel en cultuur. Maar dit verhaal gaat bovenal over vrouwen die een podium verdienen.

Mijn moeder werkt in de Koerdische Autonome Regio, in het noordoosten van Irak. Na een carrière vol avonturen in onder andere Tajikistan, Tsjaad en Jordanië, ging ze aan de slag met een kliniek in Koerdisch gebied, dat leeft in de nasleep van ISIS. Zij werkte daar met vrouwen van de Jezidi-bevolking, en doceert nu aan lokale therapeuten. Ik belde haar op om over Internationale Vrouwendag te praten.

Dag mam, hoe was je dag?

Nou… Ik wil het eigenlijk niet toegeven… Ik had net vijf dagen een nieuw autootje, en die heb ik vol tegen een paaltje aangereden. Voorbumper eraf. Dus vandaag moest ik hem wegbrengen met een vriendin van me, zodat ik heen en weer kon naar de garage.

Oei. Ik weet nou niet of dat is waar we mee moeten inleiden op Internationale Vrouwendag!

Het wordt nog erger! Het was tijdens een cursus die ik gaf over persoonlijke ervaringen, dus ál mijn studenten hebben het gezien. Én die ochtend hadden we ‘value statements’ gehad om discussies op gang te krijgen. En één van de statements was: vrouwen rijden slechter dan mannen. Dus het was allemaal nogal gênant.

Oh jee, dan gaan we het gauw over iets anders hebben. Mama, ik raak soms de draad een beetje kwijt met al je avonturen. Een tijd terug begon je hier met werken, wat was dat precies voor project?

Ik werkte eerst voor een lokale ngo. Zij hadden een lokale kliniek, een 4-weeks verblijf, dat werd aangeboden aan de vrouwen die de bezetting van ISIS hadden overleefd. Ik heb een therapieprogramma ontwikkeld voor die kliniek, voor dat verblijf. Want er was een idee dat ze traumahulp moesten krijgen, maar je kunt niet verwachten dat je in vier weken tijd al dat soort trauma’s op kan lossen.

Het volk op de berg

Dat was dus het project met de Jezidi’s, toch? Je vertelde me dat zij agrarische roots hebben. Kun je me wat meer over ze vertellen?

De Jezidi’s zijn een heel oud volk, met een hele oude religie. Ze leefden echt van het land. Ze telen hun eigen gewassen, houden dieren, en staan redelijk ver van het stedelijke leven af. Er zíjn wel stedelijke Jezidi’s, die verhandelen hun goederen dan op de markt, en zijn een beetje de schakel tussen werelden. Ze zijn een relatief simpel volk, wat dat betreft.

Maar daardoor kampen ze ook met flinke vooroordelen. Veel van hen zijn laaggeletterd, ze worden als vies en onopgeleid gezien, ze werden door ISIS uitgemaakt voor dieren, maar zelfs de gematigde moslims en christenen in de omgeving hebben geen hoge pet van hen af. En dat rechtvaardigde voor ISIS ook de wreedheid waarmee ze hier hebben huisgehouden.

De trauma’s waar zij mee om moeten gaan, hebben die veel te maken met dat hun manier van leven werd omgegooid en onmogelijk gemaakt? Ze leven van het land en maken dus hun eigen eten, ze overleven op een bepaalde manier, wat gebeurt er als dat allemaal wegvalt?

Dat hele gebied heet Şengal, het is een berg met een aantal gemeenschappen aan de voet van de berg, en veel dorpjes in de gebieden daarbuiten. Je moet je voorstellen: ISIS komt daar en ronselt iedereen van de verschillende dorpen, vermoordt de mannen en neemt de vrouwen in slavernij. En de mensen die het vooruitzicht hadden om daar weg te gaan, om het gebied te verlaten, die gingen naar Duhok – dat is zo’n 3-4 uur verderop. Sindsdien leven ze in de vluchtelingenkampen hier, al zo’n 6 jaar.

Veel van hen zijn hun boerderij dus kwijtgeraakt. De grootmoeder die je in de foto ziet, zij is nog van een generatie daarvoor, en zij had het over de levensstijl die ze erop na hielden. Ze mist die levensstijl enorm. Ze vertelde me over hoe ze hun gewassen teelden, schapen en geiten hielden en hoe ze met de hand molk. Hoe ze hun opbrengst wegbrachten om te verhandelen, en zelf ook aten wat ze teelden. Dus ik vroeg: maar je had vast ook wel kip en zo, toch? Waarop ze zei: Ach ja, als we een keer kip wilden, dan slachtten we er één.

Je zou verwachten dat er, met hun boerenverleden, flink wat emotie zit in voedsel. Is dat ook zo? Wat merk je aan de eettafel als het gaat om emoties?

Nee, eigenlijk wordt het niet met voedsel verbonden. Ik hou zelf erg van eten.

Ik zie het als verwenmomentje als ik iets lekkers voor mezelf koop. Ik, en jij ook, ik denk dat je dat van mij hebt, wij zijn emotie-eters. Hier absoluut niet!

Zelfs op psychologisch niveau: er zijn hier nauwelijks eetstoornissen, het is geen coping-mechanisme. Ik denk dat het er ook te maken heeft met dat de connectie minder sterk is, want ze kopen nu gewoon al hun eten. Misschien dat de grootmoeder denkt: ik heb het niet zelf geteeld, dus ik voel er niks bij. En bijvoorbeeld met rijst kochten ze het altijd al, want dat wordt niet hier verbouwd.

Gastvrijheid en picknicks

Emotie aan de eettafel is er dus niet echt. Waar hebben ze het dan wel over? Hoe ervaarde jij het als je met families meeat?

Een dame met wie ik het meest heb gegeten, en met haar familie, die praten gewoon over de familie en wat er allemaal gebeurt, er wordt veel geroddeld. De mannen komen binnen, eten mee, en zijn na 5 minuten weer weg. De man des huizes blijft wel, natuurlijk, want die moet beleefd zijn voor de gast.

Maar ik weet niet of mijn ervaring echt vergelijkbaar is. Je moet je voorstellen, in dit geval was ik bij mijn assistente op bezoek. Ik ben dan een ontzettend eervolle gast. Dat zeg ik natuurlijk niet om op te scheppen, of zo, maar dat is hoe het daar wordt gevoeld. Ik ben haar baas, een oud en ervaren iemand met een relatief hoge positie. Dat wordt verwelkomd.

Kun je wat meer vertellen over hoe je werd verwelkomd?

Er is een heel ritueel als je ergens te gast bent. Je komt eerst aan in een zitkamer, voordat je naar de grote woonkamer gaat, en daar krijg je water – je krijg áltijd eerst water – en dan word je uitgenodigd om te komen eten. Maar in dat zitkamertje ben je eerst even alleen met degene die je heeft uitgenodigd, heel soms met een partner of kind, maar niet altijd. En aan tafel komt iedereen pas.

Mensen leren ook graag Engels, dus dat maakt dat ze je meer aandacht geven, met name kinderen leren graag. Dus in dit geval zie je dat bijvoorbeeld die jongen uit de foto, hij is 16, de hele avond bij ons bleef zitten. Maar ik vraag me af of hij dat anders ook had gedaan.

In het voorjaar barst het landschap van de picknickende gezinnen. Het liefst pál naast de weg.

Jij zegt: de mannen zijn altijd na 5 minuten weg. Maar het is wél zo dat gezamenlijk eten een belangrijk ding is, toch?

Zeker! Gezamenlijk eten is natuurlijk een groot iets in de hele Midden-Oosterse cultuur. Het liefst met een grote familie. En wat leuk is om te noemen, even buiten de Jezidi’s om: de Koerden in het bijzonder hebben een gigantische picknickcultuur!

Zo’n picknick is een activiteit van een hele dag. Als je wordt uitgenodigd voor een picknick, dan denk je oké, we gaan van 10 tot 2 picknicken. Nee, het is een héle dag.

Ik had het er laatst over met een vriendin, we verwonderen ons er nog wel eens over. Ze gaan de stad uit, naar een mooie plek bij een natuurgebied. Mijn vriendin had het erover dat ze een keer meeging: “Ik wees een plekje uit naast een prachtige beek met een watervalletje, met mooi gras, maar toen zei de familie: nee nee, wij weten een betere plek…” En die gingen pal naast de weg zitten! Geen idee waarom. In het picknickseizoen zie je een hele lange rij auto’s langs de weg, allemaal met een familie ernaast, op een kleed, pal naast de weg!

Er gaat een hele organisatie aan vooraf. Ze gaan allemaal in hun mooiste Koerdische kledij, ze nemen allemaal selfies en leggen hun kleden neer, stallen al het voedsel mooi uit, gigantische potten voedsel die ze op voorhand al hadden gekookt, en zetten barbecues neer. Net als bij ons zijn natúúrlijk de mannen verantwoordelijk voor de barbecue. En na een uurtje kleedt iedereen zich weer om naar joggingbroeken en dagelijkse kloffie.

Heimwee en schaamte

Een vluchtelingenkamp in de Duhok-regio.

Terug naar de Jezidi’s. Die raakten hun boerderijen kwijt, maar die kunnen natuurljik wel hun kennis en ervaring gebruiken om ook in de Duhok-regio een leven op te bouwen, of misschien boeren te helpen. Wat is hun toekomstbeeld? Waar zitten zij nu?

De meesten van hen zitten nog altijd in vluchtelingenkampen. Ze zouden graag terug willen, maar het voelt nog heel onveilig. Niemand vertrouwt zijn omgeving, want iedereen is getraumatiseerd. Ze hebben ook geen steun van de overheid om alles te herbouwen. Dus in veel van hun huizen is ingebroken, veel van hun bezit zijn ze kwijt of is beschadigd. Teruggaan betekent… Ik weet niet alles, ik weet alleen wat mensen mij vertellen, maar die zeggen: er is niks om naar terug te gaan. Het zou te moeilijk zijn om iets op te bouwen, ze zouden verhongeren, zeggen ze.

Tegelijkertijd missen ze het enorm, allemaal. Je kijkt hier uit op veldjes en boerderijtjes met wat dieren… Die zijn van de Koerden, dat hebben de Jezidi’s niet meer. Ik zat in een therapietraject met een man die me bijna met tranen in zijn ogen vertelde dat hij zijn geiten mist. En ze doen er ook echt wat mee, als je naar de wat grotere vluchtelingenkampen gaat, daar hebben ze soms tuintjes of kunnen ze een paar schapen of geiten houden.

Maar ook hier zie je eigenlijk dat die emotie, die heimwee niet om voedsel draait. Eten wordt heus wel belangrijk gevonden; ze vragen me continu: wat is je favoriete Koerdische eten? Het is voor hen belangrijk dat ik het eten hier ook lekker vind. Maar het voedsel is in de hele regio min of meer hetzelfde, dus dat hoeven ze niet te missen. Daar zit de emotie niet.

Hoe zit het eigenlijk met jouw heimwee naar voedsel?

Ik mis niet zo vreselijk veel. Ik doe het best aardig met wat er hier beschikbaar is. Er is geen cheddar of Parmezaanse kaas, bijvoorbeeld, oké, maar dan eet ik wat meer halloumi of feta. Maar het is inmiddels drie jaar verder, dus nu merk ik dat ik af en toe toch wel op zoek ga naar dat soort eten.

Het heeft er meer mee te maken dat ik het typisch Koerdische voedsel moe ben na een tijdje. De lokale keuken heeft niet echt uitgesproken smaken. En ik heb corona gehad in de herfst, daar is mijn smaak ook nog niet helemaal van terug. Misschien word ik ook ouder. Maar dan heb ik dagen dat ik bijvoorbeeld een pasta carbonara wil maken, nou, succes! In een islamitisch land kom je natuurlijk nooit aan spek. Of met kerst, wilde ik heel graag een stamppot, maar dan is er geen worst. De laatste keer dat ik terugkwam heb ik dus maar een rookworst meegesmokkeld. Die rokerige smaak, dat heb ik toch wel een beetje gemist.

Wat mis je nog meer?

Ik mis mijn eigen cultuur. De cultuur hier begint me zwaar te vallen.

Ook wat betreft een vrouw zijn, in die cultuur?

Absoluut. Want vrouwen hier… Ik schaam me bijvoorbeeld als ik alcohol ga kopen. Ik weet dat ik een westerse vrouw ben – technisch gezien ‘doe ik niet echt mee’ met de cultuur – maar toch voel ik al bijna de schaamte die een moslima zou voelen als ze een flesje wijn koopt, voor mijn gevoel. Ik moet mezelf dan echt vertellen: niet zo denken! Slaat nergens op.

Of een dag waarop ik een strakke spijkerbroek had, en naar de markt ging – wat wérd ik toch aangestaard! En nu word ik normaal al aangestaard omdat ik een witte vrouw ben, maar ik dacht echt: wat is hier gaande? Waarschijnlijk kwam het dus door die broek. En je zal heus niet opgepikt en ontvoerd worden, je wordt niet lastig gevallen, in ieder geval niet op mijn leeftijd, maar het voelt ontzettend ongemakkelijk. Veroordelend.

Je voelt je niet onveilig, maar ook niet helemaal op je plek.

Precies. En wat ik ook mis is vrouwen op straat zien. Na zonsondergang zal je geen vrouw zien zonder mannelijk familielid. Ook al is Koerdistan vrij liberaal.

De cafés zitten vol mannen, en ik heb geprobeerd om Koerdische vrouwen mee te vragen, maar die komen niet. De buurt is niet heel goed, maar zelfs als de buurt beter was, dan zouden ze moeite hebben met toestemming krijgen van hun vader, broer of man, om te mogen gaan. Toen ik nog in Suleimaniya woonde en daar wel eens een feest gaf, met mijn vriendengroep daar, daar zaten een aantal meiden tussen wiens ouders hen dwongen om om elf uur naar huis te komen. Net op het moment dat wij echt aan het feest begonnen, moesten zij weg. Dames van eind twintig, moet je je voorstellen.

Dat raakt me wel na een tijdje. In eerste instantie denk je: ik ben hier nieuw en ik wil alles ervaren, het maakt me niet zo veel uit. Maar nu ik er woon gaat het me wel aan het hart. Na een tijdje begin je het ook te leven, en bedenk je: dit vind ik niet leuk. Het begint op mijn zenuwen te werken. Ik wil niet continu alleen maar bij mannen in de buurt zijn, ik wil ook eens met de vrouwen op stap. Maar dat gaat gewoon niet voor hen.

Terry Porsild, mijn moeder, is een Nederlands-Canadese psycholoog en therapeut van 61 jaren jong. Ze groeide op in Alberta, studeerde in Quebec en Leiden, en werkte een tijd lang als eerstelijnspsychologe. In 2013 pakte ze haar biezen en werkte voor haar eerste project voor Artsen Zonder Grenzen in Tajikistan. Sindsdien is de wanderlust nooit opgehouden, en werkt ze nu zo’n 3 jaar in het Koerdische gebied van Irak.

Ik ben ongelofelijk trots op haar.

Mijn moeder met mijn oudere broer en ik.

Hoe een klein land groot kan zijn

Voedselproductie, dat is waar ons kleine land groot in is. Toch zullen we nog veel grootser moeten denken voor een duurzame toekomst. 

Wij vertellen over de zoektocht van de sector. Eerlijke verhalen over kleine en grote stappen, en over misstappen. We kijken buiten de grens, in ons land, en bij ons thuis.

Nieuwsbrief
Nieuwsgierig naar een duurzame voedseltoekomst?