Schaken met sinaasappels

Gesponsord
Serie
Voorop in verandering

In een pak sinaasappelsap van 1 liter zitten twaalf tot zeventien sinaasappels. Die komen niet alleen van heel ver, maar ook van heel veel verschillende boeren. Als consument stellen we er vrij achteloos eisen aan: we willen graag een goede smaak, en tegenwoordig ook een duurzame productie. Hoe bokst een klein Nederlands bedrijf het voor elkaar om dat te leveren? Nederland Voedselland praat met Piet Haasen van Riedel.

‘Duurzaamheid is net een bord spaghetti’, zegt Piet Haasen. ‘Als je aan één sliertje trekt, heb je geen idee waar die gaat eindigen.’ Haasen is hoofd R&D bij Riedel, de fabrikant van onder andere Appelsientje, DubbelFrisss en CoolBest, maar hanteert de omschrijving ‘juice sommelier’ op zijn LinkedIn-profiel. ‘Er stroomt sap door mijn aderen’, lacht hij. ‘Ik ben gek van fruit. Niet alleen op mijn werk. Mijn tuin staat vol met aardbeien, kruisbessen, frambozen, en noem maar op.’


Lange tijd draaide zijn werk puur om innovatie van fruitproducten en betere productieprocessen – maar inmiddels besteedt hij een kwart van zijn tijd aan duurzaamheid. ‘Eigenlijk ligt dat in elkaars verlengde’, vindt hij. ‘Al sinds 1997 reis ik de wereld rond om te zorgen dat we de allerbeste sappen leveren. Dat moeten we ook wel: als A-merk moet je beter zijn dan huismerken van de supermarkten. Je moet echt beter smaken.

Dus dan ga je naar al die boeren over de hele wereld toe, proef je hoe het versgeplukte fruit smaakt, en vraag je je af hoe je die smaak kunt behouden. Als je dan toch al bij die boeren bent en met ze praat, dan kun je natuurlijk ook meteen andere dingen bespreken. Dat gaat hand in hand.’

Een jungle van certificeringen

Dat klinkt eenvoudig, maar de juice sommelier merkte al snel dat duurzaamheid een jungle van uitdagingen, initiatieven en certificeringen is. ‘Er zijn zoveel standaarden en schema’s waar je mee aan de slag kunt’, zegt Haasen. Dat geldt zowel voor boeren als voor producenten zoals Riedel.

Een boer kan ervoor hebben gekozen om mee te doen aan de Rainforest Alliance, of hij levert Fairtrade-fruit. Maar hoe verhouden al die initiatieven zich tot elkaar?


Ook voor Riedel was dat puzzelen, zo legt Haasen uit. ‘Er is bijvoorbeeld een Sustainable Initiative Fruit and Vegetables (SIFAV), maar dat is alleen voor de versmarkt. Sap is een bewerkt product, dus wij horen daar niet bij. Eigenlijk gek, want het gaat om fruit dat van dezelfde boom komt. De mooie sinaasappels gaan naar de versmarkt, de minder fraaie exemplaren zijn voor de voedingsindustrie. Daar is dan dus weer een apart convenant voor: het Sustainable Juice Covenant. Grote multinationals hebben vaak weer hun eigen standaarden. Voor boeren is dat wel eens lastig. Die zeggen dan: jij wilt dit, maar bedrijf B wil dat, en C wil weer wat anders.’

Duurzaamheid is net een bord spaghetti. Als je aan één sliertje trekt, heb je geen idee waar die gaat eindigen.

Riedel hanteert de normen van de Farm Sustainability Assessment van het SAI-platform. ‘Ik heb de codes van multinationals wel eens laten benchmarken, om te zien hoe het zich tot elkaar verhoudt. Het gaat eigenlijk vaak om hetzelfde, maar het is allemaal net iets anders verwoord.’

Inmiddels is er een set standaarden die erkend worden door de AIJN (European Fruit Juice Association), waardoor het ook voor beginnende bedrijven allemaal wat overzichtelijker is geworden. Haasen praat over al die initiatieven alsof het pionnen op een spelbord zijn. ‘Het is ook wel een beetje een hobby’, geeft hij toe. ‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik er ook menig avonduur aan kwijt ben. Maar dat gaat vanzelf. Als je met de andere kant van de wereld belt, zit je vanwege tijdsverschillen al snel ’s avonds nog in een overleg.’

Piet Haasen (rechts) in gesprek met een sinaasappelboer.

In de publieke opinie heerst nog wel eens de gedachte dat dat overleg met ‘arme boeren’ eenrichtingsverkeer is: het zelfzuchtige Westen legt aan de rest van de wereld op hoe zij duurzaam moet produceren. Als een nieuw soort kolonialisme. Maar de verhalen van Haasen geven een heel ander beeld. ‘In 2012 gingen we samenwerken met Solidaridad. Zij hadden een project dat Rural Horizons heette: een platform waar duizenden boeren bij zijn aangesloten om hun productie te verbeteren.

Binnen Rural Horizons hadden ze een tool ontwikkeld voor suikerriet; een vragenlijst die boeren kunnen gebruiken om beter te produceren. Die tool hebben wij toen met dertien boeren omgeschreven naar sinaasappels. Eerst zijn we met die boeren in Brazilië gaan testen hoe dat werkte. En hun belangstelling was enorm – ze wilden veel meer weten dan we hadden bedacht. Hun honger naar kennis was enorm. We hebben dat sindsdien uitgerold naar nog veel meer boeren, en inmiddels is het geen papieren vragenlijst meer, maar een app. Uiteraard.’

Een boer in gesprek met een plukker. Duurzame teelt gaat over een beter milieu, maar ook over een eerlijke prijs voor de boer en betere werkomstandigheden voor bijvoorbeeld plukkers. De mobiele unit op de foto zorgt voor een plek in de schaduw waar ze kunnen lunchen, en is een plek waar ze water kunnen pakken en naar de wc kunnen gaan.

Voor boeren gaat het niet alleen om duurzamer, maar ook om beter produceren. ‘Welke rassen gebruik je, wat is de leeftijd van je bomen, wanneer pluk je… voor een deel zijn het ook de onderwerpen waar we ook al over spraken om de beste smaken te krijgen’, zegt Haasen.

‘Per fruitsoort verschilt het kennisniveau wel. De sinaasappelteelt in Brazilië is al heel professioneel – daar hoeven we weinig meer uit te leggen. Maar mango-boeren in India zijn een ander verhaal. Daar kunnen we vaak nog veel betekenen door boeren te leren over dingen als composteren en snoeien. Of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen – die je bijvoorbeeld beter even niet kunt gebruiken als er tijdens de bloei bijen rondvliegen. Zodat ze met minder input meer output genereren. Met een betere kwaliteit ook nog. Dat is voor hen economisch ook interessant.’

Voor Riedel is dat bedrijfsmatig net zo belangrijk – duurzaamheid is niet alleen een ‘goed doel’. ‘Het gaat ook gewoon om de borging van grondstoffen op de lange termijn’, zegt Haasen. ‘Als er geen fruit meer is, kunnen wij ook geen lekkere sappen meer maken.’ Een serieus spel dus. ‘Wij moeten onze keten dus verduurzamen tegen minimale meerkosten. Dan moet je heel goed gaan kijken: wat is er al waar ik op mee kan liften.’

De spagaat voor ons is dat de consument in onderzoek aangeeft dat hij duurzaamheid ongelooflijk belangrijk vindt – maar in de winkel wil hij er niet meer voor betalen.

Klein beginnen

Dat spel met talloze pionnetjes op een groot speelbord, is voor veel andere bedrijven intimiderend. ‘Ik hoor vaak: “Wij kunnen het nooit 100 procent duurzaam!”’, zegt Haasen. ‘Dan zeg ik: dat hoeft ook niet. Je kunt klein beginnen. Het mooie is: er is heel veel kennis beschikbaar. Als je als bedrijf ambities hebt om duurzamer te worden, dan hoef je het wiel niet zelf uit te vinden. Wij hebben bij Riedel ook geen eigen duurzaamheidsstandaard ontwikkeld – bewust niet. We adopteren liever industriestandaarden. Zoals de SAI-FSA-norm. Daarbinnen heb je een aantal levels, waarbij het level brons geldt als duurzaam. Maar wij doen er bij Riedel een tandje bovenop: wij mikken op zilver.’

‘Dit zijn maar 22 vragen’, zegt Haasen. ‘Als een boer daaraan voldoet, dan zit-ie al op niveau zilver. Voor een boer is het een relatief kleine stap.’

Andere initiatieven zijn gebenchmarkt tegen SAI-FSA, waardoor een boer die bijvoorbeeld meedoet aan Rainforest Alliance, of Fairtrade-fruit heeft, weet of hij ook voldoet aan de SAI-FSA-standaard. En als een boer al Global GAP heeft voor de versmarkt, is hij ook al ver. Dan volstaat een Global GAP-FSA add-on.

Haasen ziet al deze stappen als een constant groeiproces. ‘Je moet eerst leren lopen, daarna kun je pas gaan rennen. Bij sinaasappels zijn we al een heel eind, maar sommige kleinere vruchtsoorten uit de Amazone of vruchten van backyard farms in India zijn een stuk lastiger. Dan is het al een kluif om brons te halen.’

Riedel ligt goed op koers. ‘Binnen het Sustainable Juice Covenant is er een planning: in 2020 moet 30 procent van alle sappen duurzaam zijn, in 2025 75 procent en in 2030 100 procent. Maar bij Riedel zaten we, dankzij een goede samenwerking met onze afdeling inkoop, in 2019 al op 50 procent.’



‘Begin gewoon’, is het advies van Haasen aan andere ondernemingen. ‘Het lijkt een bord spaghetti in het begin. Als je er net mee begint, is het moeilijk om een beginnetje te vinden. Maar er zijn inmiddels naast standaarden voor de teelt, ook standaarden voor productie, blenden en verpakken – SA8000 en ETI/SMETA 4-Pillar. Begin gewoon klein, sluit je aan bij bestaande initiatieven en je groeit er vanzelf in door. Niets doen is geen optie!’

Hoe een klein land groot kan zijn

Voedselproductie, dat is waar ons kleine land groot in is. Toch zullen we nog veel grootser moeten denken voor een duurzame toekomst. 

Wij vertellen over de zoektocht van de sector. Eerlijke verhalen over kleine en grote stappen, en over misstappen. We kijken buiten de grens, in ons land, en bij ons thuis.

Nieuwsbrief
Nieuwsgierig naar een duurzame voedseltoekomst?